-Optellen met cirkels tot 20 (zonder brug) : dit zijn oefeningen als 14 + 3/ 15 + 2 / 12 + 4...
Je legt deze soort oefeningen als volgt uit:
We duiden de tientallen in 1 kleur aan en de eenheden in een andere kleur. De eerste cirkel is voor onze tientallen, de tweede voor onze eenheden.
(In de klas werken de kinderen altijd met twee stiften en kleuren ze de oefening ook zoals in het voorbeeld hierboven. Dit helpt om duidelijk het onderscheid te maken tussen de tientallen en eenheden)
Dan pak ik mijn tiental(len) en plaats ze in de eerste cirkel. Daarna ga ik kijken naar de eenheden. Ik tel deze op (evt met behulp van mijn vingers) en zet deze in de tweede cirkel.
Daarna werk ik de oefening uit.
-Optellen met cirkels tot 20 (met brug)
Je legt deze oefening dan als volgt uit:
Ik zoek het grootste getal voor mijn tenen. Ik kleur dus 9 tenen.
Het kleinste getal zet ik op mijn vingers (daadwerkelijk getalbeeld op de eigen vingers tonen).
Ik kijk naar mijn tenen. Hoeveel witte (ongekleurde) tenen zie ik? --> 1. Ik moet vingers aan mijn tenen geven tot ik terug 10 gekleurde tenen heb. In dit geval geef ik 1 vinger af aan mijn tenen.
Ik heb weer tien tenen en tel hierbij de vingers op die ik nog over heb.
10 + 3 = 13
- brevetjes hoofdrekenen op tijd - kijk op het overzichtsblad in het brevettenmapje om te zien voor welk brevetje jouw kind moet oefenen.
Als er vragen zijn, aarzel niet om me te mailen of aan te spreken.
Groetjes,
Annelies