zondag 18 januari 2015

Eerste leerjaar - Rekenen - Wat moet ik kunnen?

We leren nu rekenen tot 20.
We zijn gestart met de boven- en onderburen.
Dat zijn simpele oefeningen als +1, +2 en  -1, -2.
Je kan thuis een meetlat gebruiken om de kinderen duidelijk aan te tonen hoe de getallen worden opgevolgd door elkaar. Verder kun je ook speelkaarten gebruiken. Je zoekt de getallen eruit en laat dit verwoorden:
Ik trek kaart 9. Dus 9 + 1 = 10. Dan komt bijvoorbeeld kaart 5.
Dus 5 + 1 = 6. Zo kun je verder werken.

Iets dat erg moeilijk is, is tellen met sprongen.
Ik heb bijv. het rijtje: 0 - 2 - 4 - .... - .... - ....
De kinderen moeten dan eerst ontdekken of de rij groter of minder wordt. Ik laat dan een plus of min schrijven. Vervolgens moeten ze ontdekken hoeveel er steeds bijkomt of afgetrokken wordt. En tot slot moet de rij nog worden voortgezet. Schenk hier zeker aandacht aan.

Een aantal voorbeelden van rijtjes zijn:
1 - 2 - 3 - ... - .... - .... - ....
10 - 8 - 6 - ... - .... - ....
1 - 3 - 5 - .... - ... - ... - ... - ...
0 - 3 - 6 - ... - .... - .... - .... - ....