Tweede leerjaar:
Rekenen
- Tientallen en eenheden
Een getal tot 100 kunnen verdelen in tientallen en eenheden.
Bv: 56 = 5 T en 6 E
T en E kunnen omzetten naar een getal:
Bv: 4 T en 7 E = 47 / 8 E en 6 T = 68
- Optellen tot 100 met cirkels
We tellen de tientallen bij de tientallen, eenheden bij de eenheden:
Bv: 32 + 41 = 70 + 3 = 73
75 + 4 = 70 + 9 = 79
- Maaltafels en hoofdrekenen op tijd
Eerste leerjaar:
Rekenen
-- Tientallen en eenheden tot 20
Met behulp van geld (centjes van 10 en centjes van 1) tientallen (T) en eenheden (E) kunnen omzetten naar een getal
Bv: Er staat een foto van 15 centjes van 1. De leerlingen moeten zien dat hier 1 groepje van tien inzit (1T) en 5 losse (5 E) en dit getal als zodanig kunnen noteren: 1T en 5 E.
Ook zonder de visuele hulp van geld moet een getal kunnen worden omgezet in T en E:
bv: 13 = 1T en 3 E.
Getalkaarten
Oefeningen als:
10 + 4 = 14
16 - 6 = 10
17 - 7 =
10 + 2 = 12
Buren:
+1 / +2 / -1 / -2
Bv: 14 + 1 = 15
16 + 2 = 18
13 - 2 = 11
Deze oefeningen kan je goed inoefenen op de trap. Leg kaartjes van 1 tot 20 op de trap. Laat je kind telkens ook daadwerkelijk de treden op- of afgaan die nodig zijn.
- Hoofdrekenen op tijd
Taal
- Dictee woordpakket 4. Op het dictee worden 10 woorden en 2 korte zinnen gevraagd.
Voorbeeldwoorden:
vijf – vel – vol – vin – vest – vier – fel –
wol – win – vries – fier – veel – weeg – fuif –
fles – juf – veer – veeg – brief – vlot
Opgelet: er worden ook andere woorden gevraagd.
Bij dit woordpakket moet er goed worden gelet op de verbinding van de beginletter met de rest.
Veel succes!
Annelies